De invloed van angststoornissen op de ontwikkeling van TS
 

Men ging bij dit onderzoek uit van de hypothese dat comorbiditeit met angststoornissen mee de ernst van de tics bepaalt. 190 jongeren die beantwoordden aan de DSM-III-R criteria voor Tourette Syndroom werden getest. Daarvan hadden er 134 een milde tot matige vorm van Tourette en 56 een ernstige vorm. Er waren in de twee groepen geen noemenswaardige verschillen in de socio-economische status, de jongens / meisjes verhouding of de leeftijd waarop de Tourette symptomen uitbraken.

De twee groepen verschilden ook niet door de aanwezigheid van andere stemmings- of gedragsstoornissen zoals bv. ADHD.

Wel werd OCD frequent vastgesteld bij de ernstige gevallen van Tourette, maar dit was niet van statistisch belang. Wanneer men bij de onderzochte groepen ook de enkelvoudige en/of sociale fobieën uitsloot, kwam men tot de vaststelling dat alle andere angststoornissen veelvuldig aanwezig waren bij die personen met een ernstige vorm van TS. Verder bleek van al deze angsten vooral scheidingsangst bepalend te zijn voor de ernst van de tics.

Conclusie: de niet aan OCD gebonden angststoornissen in het algemeen, en scheidingsangst in het bijzonder, zijn op een belangrijke wijze betrokken bij de manifestatie van ernstige tics in Tourette syndroom.

Bron: J Am. Acad. Child Adolescent. Psychiatry 2000 May, 39 (5): 562-8; Joint Paediatric Psychopharmacology Unit, Massachusetts General Hospital.

 
Laatste wijziging op 15-02-2007
Copyright © vzw Vlaamse vereniging Gilles de la Tourette