Diagnosecriteria en beloop van het Syndroom van Gilles de la Tourette
Prof. Marina Danckaerts

Diagnosecriteria van ticstoornissen volgens DSM-IV-TR

Diagnosecriteria voor een transiënte ticstoornis:

  1. Enkelvoudige of multiple motorische en/of vocale tics (dat wil zeggen plotselinge, snelle, herhaalde, niet-ritmische, stereotiepe motorische bewegingen of vocale uitingen).
  2. De tics komen vele keren per dag voor, bijna elke dag gedurende ten minste vier weken maar niet langer dan twaalf aaneengesloten maanden.
  3. Begin voor het achttiende jaar.
  4. De stoornis is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld stimulantia) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld chorea van Huntington of postvirale encefalitis).
  5. Er is nooit voldaan aan de criteria van de stoornis van Gilles de la Tourette of een chronische motorische of vocale tic-stoornis.

Diagnosecriteria voor een chronische motorische of vocale ticstoornis

  1. Enkelvoudige of multiple motorische of vocale tics (dat wil zeggen plotselinge, snelle, herhaalde, niet-ritmische, stereotiepe motorische bewegingen of vocale uitingen), maar niet alle twee, zijn op een bepaald moment van de ziekte aanwezig geweest.
  2. De tics komen vele keren per dag voor, bijna elke dag of met tussenpozen gedurende meer dan één jaar, en in deze periode was er nooit een tic-vrije periode van meer dan drie aaneengesloten maanden.
  3. Begin voor het achttiende jaar.
  4. De stoornis is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld stimulantia) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld chorea van Huntington of postvirale encefalitis).
  5. Er is nooit voldaan aan de criteria van de stoornis van Gilles de la Tourette.

Diagnosecriteria voor het Syndroom van Gilles de la Tourette

  1. Zowel multiple motorische als een of meer vocale tics zijn op een bepaald moment van de ziekte aanwezig geweest, hoewel niet noodzakelijkerwijs tegelijkertijd. (Een tic is een plotselinge, snelle, herhaalde, niet-ritmische, stereotiepe, motorische beweging of vocale uiting).
  2. De tics komen vele keren per dag voor (meestal in aanvallen), bijna elke dag of met tussenpozen gedurende meer dan één jaar, en in deze periode was er nooit een tic-vrije periode van meer dan drie aaneengesloten maanden.
  3. Begin voor het achttiende jaar.
  4. De stoornis is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld stimulantia) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld chorea van Huntington of postvirale encefalitis).

Het essentiële kenmerk van een ticstoornis is de aanwezigheid van "tics". Een tic is een plotse, snelle, herhaalde, niet-ritmische, stereotype beweging of vocalisatie. Het moeten uitvoeren van tics wordt door de betrokkene ervaren als "niet te weerstaan", maar kan gedurende een bepaalde tijd onderdrukt worden. Zowel motorische als vocale tics kunnen beschreven worden als "eenvoudig" of "complex". Eenvoudige tics zijn niet doelgericht, terwijl meer complexe tics meer doelgerichte handelingen lijken in te houden. Voorbeelden van eenvoudige motorische tics zijn: oogknipperen, mondbewegingen, gelaatsgrimassen, nekbewegingen, schouderophalen, enz. Eenvoudige vocale tics zijn bijvoorbeeld: piepgeluiden, keelschrapen, snuiven, grommen, enz. Voorbeelden van complexe motorische tics zijn: springen, aanraken van voorwerpen, ruiken aan voorwerpen, enz. Complexe vocale tics zijn: uitroepen van woorden of zinsdelen, coprolalie, palilalie, echolalie, enz.

Tics moeten onderscheiden worden van andere afwijkende bewegingen en/of gewoontehandelingen, wat niet altijd gemakkelijk is. Naarmate tics complexer worden zijn ze moeilijker en soms niet af te lijnen van dwanghandelingen. Tics worden vaak vooraf gegaan door premonitiegevoelens: prikkelende sensoriële gewaarwordingen die spanning induceren, die dan ontladen kan worden door het uiten van de tics.

Beloop van de tics bij Tourette:

De eerste tics treden meestal op ergens tussen 4 en 10 jaar, gemiddeld rond 7-jarige leeftijd en per definitie voor de leeftijd van 18 jaar. Veelal zijn er eerst motorische tics en ontstaan de vocale tics één of twee jaar later. De tics zijn vaak wisselend in aard, frequentie en intensiteit. Tics zijn onderhevig aan allerlei omgevingsinvloeden, waarvan stress de meest duidelijke is. Ze verminderen tijdens de slaap, maar kunnen voorkomen. Het verloop van de tics op lange termijn is weinig voorspelbaar. Meest karakteristiek neemt de intensiteit toe tot in de vroege adolescentie, waarna ze weer afneemt en stabiliseert op volwassen leeftijd. Uit opvolgingsstudies blijkt dat bij ongeveer een derde de tics volledig verdwijnen tijdens de adolescentie of vroege volwassenheid, bij een derde een duidelijke verbetering optreedt en bij een derde de stoornis als geheel aanwezig blijft.

Behandelingsmogelijkheden en ethische aspecten (Prof. Marina Danckaerts)

(Gezien een ticstoornis zich veelal niet beperkt tot het optreden van tics als dusdanig, maar vaak ingebed is een breder klinisch beeld, waarbij begeleidende gedrags- of cognitieve kenmerken soms veel meer op de voorgrond staan, kan een behandeling ook meestal niet gereduceerd worden tot een gerichte bestrijding van de tics. Een behandelplan moet dan ook duidelijk maken welke doelstellingen elk onderdeel nastreeft, zodat de verwachtingen en effectmetingen juist kunnen afgestemd worden. Niet zelden dienen er gewogen beslissingen te worden genomen over het al of niet toepassen van een behandeling, waarbij de mening van de betrokkene zelf (en diens ouders) een belangrijke rol speelt. Gezien de chroniciteit van de aan ticstoornissen verbonden problemen moet bij deze keuze steeds ook gedacht worden in functie van de toekomst en niet enkel in functie van het heden.

Er dient tijd en ruime gecreeërd te worden voor voorlichting en uitleg omtrent de stoornis, de aanverwante problemen en de behandelmogelijkheden. Gezien het klinisch beeld van de ticstoornis varieert met de jaren en tegelijk ook de ontwikkeling van het kind zich voltrekt kan men telkens opnieuw met nieuwe vragen en nieuwe knelpunten geconfronteerd worden.

De behandeling van de tics zelf gebeurt hoofdzakelijk medicamenteus, waarnaast er ook een aantal gerichte gedragstherapeutische technieken kunnen toegepast worden. In de farmacologische behandeling staat de werkhypothese van een hyperreactief dopaminesysteem t.h.v. de basale ganglia centraal. Medicatie tracht het verstoorde neurotransmittor-envenwicht te herstellen, hetzij door rechtstreeks in te werken op het dopaminesysteem, hetzij door via andere receptoren of regulerende factoren dit evenwicht te beïnvloeden. De klassieke psychofarmaca: haloperidol, pimozide en clonidine kennen nog steeds een plaats in de behandeling. Daarnaast zijn een reeks nieuwe producten met mondjesmaat in gebruik. Een overzicht van deze nieuwe evoluties wordt geboden, met voldoende reserve omwille van hun vaak nog experimentele karakter.

 
Laatste wijziging op 15-02-2007
Copyright © vzw Vlaamse vereniging Gilles de la Tourette