Hoogbegaafdheid, onderpresteren en Tourette
 

‘Mensen met Tourette hebben een normaal IQ en bovendien telt men onder hen meer hoogbegaafden dan gemiddeld’.
Zo werd het reeds beschreven door Georges Gilles de la Tourette zelf, in de tweede helft van de 19de eeuw.

In Vlaanderen zitten tussen de 55.000 en 110.000 hoogbegaafden op de schoolbanken (ref. CBO-Antwerpen)
Ongeveer de helft van de hoogbegaafde leerlingen schikt zich in het dagelijkse klasgebeuren en zoekt de antwoorden op hun aanhoudende drang naar kennis in buitenschoolse activiteiten.
Ze zorgen dus zelf voor hun ontplooiing en ontwikkeling. De andere helft gaat volkomen de mist in omdat slagen in het leven ook te maken heeft met hoe die begaafdheid functioneert in de maatschappij. Ze kunnen zich namelijk niet aanpassen aan het onderwijs en worden gedemotiveerd. Motivatieproblemen kunnen leiden tot lage prestaties. Van bepaalde zaken is bekend dat ze bij hoogintelligente kinderen demotiverend werken: met te kleine stappen door de leerstof gaan, voornamelijk reproducerend werken, te veel bekende leerstof.

Omdat er geen uitdaging is, leert het hoogbegaafde kind dat alles vanzelf gaat en dat het nergens moeite voor hoeft te doen. School wordt als saai ervaren. Soms begint de demotivatie al in het eerste of tweede leerjaar van de lagere school. Meer hoopvolle, gemotiveerde kinderen houden het nog een paar jaar langer vol om te presteren. Maar uiteindelijk komen deze leerlingen op de middelbare school met het idee dat lezen hetzelfde is als studeren. Leerstrategieën hebben ze nauwelijks of niet ontwikkeld.

Door de verveling waaraan deze kinderen voor het leeuwendeel van het schooljaar bloot staan, treden vaak ernstige gedragsproblemen op (o.a. agressie) of stellen er zich problemen van depressieve aard. Door het aanbieden van voldoende intellectuele uitdagingen kan men deze problemen beperken of vermijden.
Van hoogbegaafden maakt ons onderwijssysteem echter vaak onderpresteerders. Veel ouders met hoogbegaafde kinderen lopen overal verloren
In het tijdschrift iMediair nr. 5 van januari 2001 verscheen een artikel over hoogbegaafdheid waarbij Tessa Kieboom geïnterviewd werd. Tessa Kieboom heeft aan de UFSIA in Antwerpen een Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) opgezet.

Tessa Kieboom zegt hierover het volgende:
Op veel hoogbegaafden wordt een verkeerde diagnose geplakt. Dyslexie bijvoorbeeld. Ik kreeg hier laatst een jongetje, hij dubbelde het tweede leerjaar en kreeg de spellingregels maar niet in zijn hoofd.
Wat heel vaak voorkomt: ze lezen ontzettend veel en snel, maar de juiste spelling beschouwen ze als ballast.
Of ADHD wat men tegenwoordig te snel opplakt op elk kind met afwijkend gedrag. Er is nl. een groot onderscheid tussen een kind met ADHD en een kind met ADHD-gedrag. Hoogbegaafden kunnen soms erg ongeduldig zijn en snel afgeleid want ze vervelen zich gauw.
Het strafste was een jongen van zeven, van wie men overtuigd was geraakt dat hij autistisch was. Hij zat ongemotiveerd in de klas, had geen vriendjes en stelde steeds weer dezelfde vragen. Hij moest tijdens de middagpauze verplicht eerst een boterham met hartig beleg eten en dan een met zoet.
Elke dag opnieuw wilde hij beginnen met een zoete boterham dus men dacht dat dit kind gewoon de structuur niet begreep. Wat bleek toen ik met hem praatte? Dat hij elke dag andere begeleiders had bij de maaltijden en dat hij er een sport van maakte om ze elke dag opnieuw voor de gek te houden.

Hoe herken je deze kinderen?
Er zijn een aantal steeds weerkerende elementen: ze hebben veelal een sterk geheugen, een snelle taalontwikkeling.
Ze beheersen erg jong een ruime woordenschat, maken perfecte vervoegingen, kunnen vlot omgaan met synoniemen en vertonen al vroeg een goed wiskundig en ruimtelijk inzicht.:
Ze leren snel het verschil tussen ‘op’, ‘onder’, ’tussen’, ‘midden’. En ze zijn vooral leergierig en nieuwsgierig, stellen heel veel vragen.
Deze kinderen zijn zeer kritisch ook tegenover zichzelf, perfectionistisch, ze ontwikkelen een zeer grote faalangst.
Iedere bezigheid waarin ze niet excelleren zijn ze geneigd te ontvluchten. Zijn ze niet goed in zwemmen? Dan vinden ze elke week weer een ander excuus om niet te moeten zwemmen, en ze doen dat zo geraffineerd dat het een tijdje duurt vooraleer iemand het door heeft.
Wanneer er problemen ontstaan op school worden ze door het CLB geobserveerd. Maar deze kinderen hebben hun ondervragers veel beter door dan omgekeerd. Ze sturen zelf het onderzoek, hebben meteen door in welke richting het gesprek gaat en antwoorden precies wat sociaal wenselijk is en wat van hen verwacht wordt.

Zie ook het artikel Gebrekkige sensomotorische integratie, perfectionisme en de V / P kloof bij hoogbegaafde onderpresteerders

Voor meer info :
Centrum voor begaafdheidsonderzoek (CBO)
Het Brantijser
St. Jacobsmarkt 13, 2000 Antwerpen.
Tel. 03/220.46.83
e-mail: tessa.kieboom@ufsia.ac.be
Meer info op http://www.ufsia.ac.be/cbo

 
Laatste wijziging op 15-02-2007
Copyright © vzw Vlaamse vereniging Gilles de la Tourette